Eerste hulp bij asset allocatie voor elke aandelenbelegger
Peter Garnry
Chief Investment Strategist
Level: Any experience
In dit artikel leggen we uit wat risico is en wat een gemiddelde (particuliere) aandelenbelegger kan doen om niet te veel risico te lopen als aandelen weer gaan dalen.
Wat is risico?
llereerst moeten wij een onderscheid maken tussen risico en onzekerheid. Risico is meetbaar, terwijl dat voor onzekerheid niet het geval is. Denk daarbij aan de invasie van Oekraïne: een unieke gebeurtenis die niet (echt) had kunnen worden voorspeld op basis van haar voorgangers.
Als we risico's ruimer bekijken, begint alles met (het vermijden van) de kans op verlies. Het is belangrijk om hier de asymetrie tussen winst en verlies nog maar eens benadrukken: wie 50% van het vermogen verliest, heeft een winst nodig van 100% om weer quitte te komen. En verlies je 98%, dan heb je maar liefst een winst nodig van 4.900% om weer on par te geraken.
De meest gebruikelijke definitie van risico is de variantie van een onderliggend proces (bijvoorbeeld een aandeel). Dit is een statistische maatstaf voor de mate waarin een proces schommelt rond zijn gemiddelde waarde. Hoe hoger de variantie, hoe groter de kans op grote bewegingen in beide richtingen. Aangezien de meeste particuliere beleggers aandelenbeleggers zijn, en vaak alleen longposities hebben, moeten wij ons meer bekommeren om het neerwaartse risico dan om het opwaartse risico (winsten).
De focus op neerwaarts risico/rendement leidt tot een concept dat semi-variantie wordt genoemd en dat zich alleen richt op de rendementen onder een bepaalde drempel, vaak nul, en het neerwaartse risico beschrijft. Het probleem met deze benadering is dat de onderliggende aanname een goede verdeling van negatieve rendementen is. Nu weten we dat financiële markten en aandelen fat-tailed zijn, wat betekent dat we veel meer grote bewegingen waarnemen (zowel winsten als verliezen) dan wat de normale verdeling zou aangeven. Dit betekent dat de semi-variantie het werkelijke risico zal onderschatten vanwege de asymmetrie in rendementen.
Deze waarnemingen hebben geleid tot concepten als conditionele value-at-risk, een mooi woord voor de berekening van het gemiddelde rendement van de zeg 1% of 5% slechtste rendementen. Deze maatstaf heeft vele prachtige statistische eigenschappen, waarvan er één is dat hij minder gevoelig is voor de veronderstellingen van de onderliggende rendementsverdeling.
Een enigszins verwant begrip dat gemakkelijker te begrijpen is, is de maximale drawdown, die wordt gedefinieerd als de daling van de waarde van de portefeuille van de maximale waarde naar de laagste waarde over de gehele beleggingsperiode. Vanwege de asymmetrie van winsten en verliezen richten handelaren zich sterk op deze maatstaf en beperken zij de verliezen om grote drawdowns of grote verliezen over één enkele periode (dagelijks, wekelijks, maandelijks) te vermijden.
Hoe kunnen aandelenbeleggers risico beperken?
De gemiddelde rendementsbelegger heeft een beperkt (belegbaar) vermogen. Daardoor komt men vaak uit op portefeuilles met slechts 3-5 aandelen. De eerste grafiek toont het rendement van een portefeuille van 5 Europese aandelen als we in januari 2010 vijf willekeurige aandelen seleteren en deze door de tijd laten lopen. Als een aandeel van de beurs wordt gehaald of gekocht, plaatsen we het gewicht gewoon in contanten. Wij doen dit 1.000 keer om de intrinsieke variantie in uitkomsten van dergelijke portefeuilles te bepalen.
Een aanzienlijk percentage van deze 1.000 portefeuilles eindigt met een negatief rendement over deze periode van 12,5 jaar, wat op zich al opmerkelijk is, maar het aantal portefeuilles dat eindigt met positieve totaalrendementen is ook verrassend hoog. Met andere woorden, een portefeuille van 5 aandelen is een lot uit de loterij, en de uitkomst kan flink variëren.
Maar stel nou dat u deze willekeurige portefeuilles van 5 aandelen 50/50 had gemengd met de STOXX 600 Index. Het mediane verwachte rendement verandert dan niet, maar het totale risico (zowel op winst als verlies) neemt wel aanzienlijk af. U ziet dit terug in de blauwe lijn en het blauwe gebied in onderstaande grafiek. De sharpe ratio, die het rendement op jaarbasis ten opzichte van de volatiliteit op jaarbasis meet, verbetert gemiddeld met 20% door toevoeging van een index-component. Met andere woorden: de meeste beleggers kunnen hun voor risico gecorrigeerde rendement dus trachten te verbeteren door een ETF toe te voegen die de totale aandelenmarkt volgt, zonder dat dit ten koste gaat van hun verwachte rendement.
Als we verder gaan met het concept van de maximale drawdown, zien we op de eerste grafiek hoeveel de maximale drawdown wordt verminderd door de aandelenmarkt toe te voegen aan de portefeuille van 5 aandelen. Alle particuliere aandelenbeleggers met een kleine geconcentreerde aandelenportefeuille zouden serieus moeten overstappen op een portefeuille waarin de 5 aandelen worden gehandhaafd maar teruggebracht tot 50% van de portefeuille en het vrijgekomen geld wordt belegd in een ETF die de totale aandelenmarkt volgt.
Als een belegger bereid is de verwachtingen voor langetermijnrendementen te verlagen, kan de ETF die de aandelenmarkt volgt, worden vervangen door een ETF die een evenwichtig mandje van veel verschillende activaklassen bezit, waaronder staatsobligaties, krediet en verschillende soorten aandelen. Wij gebruiken de Xtrackers Portfolio UCITS ETF als voorbeeld. Zoals uit de tweede grafiek blijkt, is de verwachte spreiding van de maximale drawdowns bij een combinatie van 5 aandelen met een ETF die meerdere activaklassen volgt, beter dan bij de andere oplossing waarbij alleen met de aandelenmarkt wordt gecombineerd. Het voor risico gecorrigeerde rendement is nu 43% beter dan de eenvoudige portefeuille van 5 aandelen.